U bevindt zich hier:

Het begin

De jaren vijftig

Harlingen

Firdgum

Externe Links

Algemeen:

Startpagina

Het zoeken naar het universele dat in zijn werk zo duidelijk tot uiting komt, was ook bepalend voor zijn toetreden tot de katholieke kerk in het begin van de jaren zestig. Ook hier zocht en vond hij zijn eigen weg. In 1964 verhuisde Jan Murk de Vries naar Harlingen, waar hij 22 jaar lang zou wonen en werken. Deze stad heeft hem altijd na aan het hart gelegen. Het bijzondere karakter van de oude binnenstad, het compromis tussen land en water, de zeelucht en het wijdse uitzicht aan de Noorderhaven - dat alles vormde het ideale decor voor een extraverte 'Einzelgänger', voor wie de keuze voor de natuur en het isolement nooit ten koste zou gaan van zijn warme belangstelling voor mensen.


De snelle ontwikkelingen die zich in de jaren zestig in de kunst afspeelden hadden weinig invloed op zijn werk. Zo had hij geen directe bemoeienis met de 'Bende van de Blauwe Hand', die juist in Harlingen in 1965 met haar activiteiten begon. Maar dat betekende niet dat hij geen oog had voor vernieuwing of zich gereserveerd opstelde ten aanzien van een nieuwe generatie. Integendeel, jonge kunstenaars werden door hem enthousiast aangemoedigd en konden altijd rekenen op een belangeloos advies. Het kunstklimaat in Friesland veranderde in de jaren zeventig, niet in de laatste plaats door de toenemende immigratie van artistiek talent uit het westen. Het werk van Jan Murk werd exemplarisch voor de oudere generatie van wie het werk binnen een expressionistische traditie nauw met Friesland verbonden bleef. Hij volgde zijn eigen spoor langs lijnen van geleidelijkheid. Bovendien was er genoeg te doen. Op monumentaal gebied bleven de opdrachten aanhouden, met als één van de hoogtepunten, een 12 meter hoog raam dat in 1972 werd uitgevoerd in de hal van de serviceflat 'Lenna' te Wolvega. De optimistische opgaande beweging, zo kenmerkend voor veel van zijn monumentale werk, komt hierin wellicht het meest duidelijk tot uiting. In het onlangs verschenen compendium 'Glas in Lood in Nederland' wordt ruim aandacht besteed aan zijn bijdragen op dit terrein. Door de veranderde opvattingen over kunst en architectuur doen deze monumentale toepassingen nu vaak gedateerd aan. Maar dit effect ligt niet besloten in de kwaliteit van de vormgeving, maar in de vertekening die de nabijheid van een verdwijnend verleden teweegbrengt.